Dag 18: 04-11-24 ( 20* C ) Bir Gandouz naar Nouakchott

Na tig keer draaien ga ik mijn bed uit, slapen lukt niet meer. We hebben ontbijt om 8:00 uur en vertrekken om 9:00 uur. Vandaag een pittig stuk rijden naar de hoofdstad. Een lange rechte weg door een kaal landschap. Morgen een dag rust op de camping aan het strand. Ik kijk er nu al naar uit. Voordat ik naar beneden loop maak ik eerst nog wat foto’s van de badkamer, spiksplinternieuw maar het stopcontact van de boiler hangt er half uit. Er zit een groot verkeerd gat geboord en die weer opgevuld met gips. Het zeepbakje hangt los en met de tegels kwamen ze niet goed uit, dus ook maar opgevuld met gips. Tussen de deur en de muur zit een lading peurschuim, want anders past het niet helemaal. Ik ben benieuwd hoe het er over twee jaar uit ziet. Ik ga ontbijten en ben zeer verrast, wat een ontbijt! Croissant, pain au chocolat, een gekookt ei, jus orange, vers stokbrood, het is zeer goed verzorgd en erg lekker.

Iedereen heeft goed geslapen behalve ik, mijn rug! Sidi helpt me weer in mijn blauwe Mauritaanse lap, alle vrouwen lopen er zo bij. In een grote lap worden twee knopen gelegd een voor je hoofd en de ander voor je arm. Vervolgens wikkel je de lap om je heen en ook een stukje om je hoofd. Altijd als ik hier ben draag ik deze lap maar ik ga het waarschijnlijk nooit leren want ik heb er altijd ruzie mee. Sidi gedraagt zich alsof hij het weet, het lukt hem alleen niet. Hij geeft het op en komt me even later halen. De dame van de receptie lost het op en de dames van de schoonmaak vermaken zich, volgens hen zie ik er tres jolie uit. We gaan ons klaarmaken voor het vertrek, ik heb nu al weer ruzie met mijn lap. Ik app Moctar het Rotarylid uit Nouackshott en als het goed is zien we hem vanavond. Ik ben benieuwd het blijft Afrika! We gaan rijden en starten met tanken, die heeft een goede dag, 18 auto’s die voltanken. Het duurt even voordat iedereen is voorzien van benzine, maar we kunnen weer. Wat zijn die bakkies toch handig, doorgeven als er iemand voor het stoplicht. Moet wachten en wanneer de groep weer compleet is. Zo rijden we in colonne door de stad om Nouadhibou weer uit te komen.

We zijn de stad uit en het is meteen kaal, rotsen en zand. We passeren de camping waar we vorig jaar logeerden, jammer dat de camping dicht is? Het was zo’n bijzonder mooi plekje aan zee. Onderweg zijn ze sand aan het ruimen langs de weg, het werkt hetzelfde als sneeuw. Als de weg vol ligt kom je er bijna niet meer doorheen. Af en toe hebben we zulke mooie uitzichten, het ruige rotsachtige grijze landschap op de voorgrond, een blauwe zee daarachter en achter de zee de zandduinen. We rijden tussen zandruggen door, zien veel windmolens staan en veel zelfgemaakte piepkleine houten huisjes gemaakt van afvalhout. Er ziet er verschrikkelijk armoedig uit, ik hoop niet dat daar nog mensen in wonen. We stoppen in Boulounoir, een klein armoedig dorpje waar een medische post staat die we al jaren ondersteunen met materiaal. Tot onze grote verrassing zijn ze de post aan het verbouwen en is het groter geworden. Sidi vertelt dat hij ze met geld helpt om dit mogelijk te maken. Wat zijn ze blij met de meegebrachte spullen. Ik moet er van huilen, als je hier staat besef je pas wat een geluk wij hebben dat ons wiegje in Nederland heeft gestaan. Hier is het voor de meeste mensen pure armoede.

Daar rijden wij dan 18 auto’s 40 personen, 7500 kilometer en we hebben iedere dag te eten. Allemaal een mobiele telefoon, bakkies om te communiceren, wat willen we nou nog meer? Blij dat we daarvoor wat terug kunnen doen. Zolang het kan wil ik dat blijven doen, want mijn wieg stond op de goede plek dus ben ik een geluksvogel. Ik hoop dat de mensen die onze spullen hebben ontvangen zich ook een beetje een geluksvogel voelen vandaag. Wat zou ik doen in een land straatarm zonder toekomst mogelijkheden, zou ik ook naar Europa proberen te vluchten? Waarschijnlijk wel en ik snap het helemaal. Het is zo makkelijk oordelen vanuit je luxe luie stoel met je buik vol, maar de werkelijkheid in grote delen van de wereld is wel anders dan in Nederland. Het is zo oneerlijk verdeeld en daar kan ik zo verdrietig over worden. We zijn allemaal mensen, met dezelfde behoeften en het is een kwestie van geluk als je in het juiste land geboren bent. Heb je ongeluk qua land dan heb je zwaar pech. Het uitzicht is aan beide kanten hetzelfde, zand en wat grillige bomen/struiken. Op de elektriciteit palen na zie ik verder niets, al kilometers lang. De weg wordt steeds slechter, gaten hobbels en kuilen. Echt snelheid valt er dus niet te maken. We hobbelen en bobbelen voort. Af en toe denk ik dat ik een meer zie in de verte, natuurlijk zie ik dat niet, maar het is wel bijzonder om waar te nemen. We stoppen bij Gare du Nord een benzinepomp langs de weg. Het ziet er uit alsof het uit de vorige eeuw komt. Drie enkele pompen op een rijtje, of hier ooit iemand stopt? Ook het restaurant is dicht, de goed oude tijden zijn verdwenen. Er is wel brood te koop en koude frisdrank, oei wat is dat lekker. We gaan weer, zijn pas op de helft en moeten nog 224 kilometer. Afhankelijk van de kwaliteit van de weg kan dat nog flink tijd in beslag nemen. Af en toe komen we kleine dorpjes tegen, vaak tenten en wat kleiner huisjes. Hoe kunnen mensen hier leven? Het is hier bloedheet, geen schaduw en er groeit niets.

Voor hun watervoorziening liggen er grote platte zakken die je ook op festival terreinen tegenkomt als je daar blijft slapen. Er gaan honderden liters water in en als ze leeg zijn worden ze weer gevuld door een vrachtwagen die langs komt met water. Zo leven, het kan wel, ruilen? Nee! We moeten stoppen en dan slaat de auto af, normaliter halen we de sleutel er uit wachten we even en dan start hij weer. Dit keer niet, wat we ook proberen. Stijn komt erbij en kijkt wat er aan de hand is. Ik hoor gerommel en getimmer. Stijn heeft van allerlei gereedschap bij zich en ik hoor hem steeds roepen, hamer, sleutelset, etc. Alles wat hij nodig heeft komt uit zijn auto. Wat hij nu nodig heeft is vaseline en dat heeft niemand bij zich. Er wordt driftig gezocht naar oplossingen. Ondertussen komt er een schattig meisje steeds om een cadeau vragen en ik zeg consequent nee. Ik zou haar graag wat geven, maar daarmee kweek ik een bedelaarster. Ik heb het teveel gezien, kinderen worden boos als ze niets krijgen. Soms gooien ze uit boosheid stenen. Dat wil ik zien te voorkomen.

Stijn krijgt het niet opgelosten we moeten de auto laten staan. Alle belangrijke spullen er uit en overstappen naar andere teams. Wim-Arie, Stijn en Roy blijven achter bij de auto en wij moeten nog 150 kilometer door. In Nouackschott gaat Sidi een auto ambulance regelen zodat de auto vanavond weggehaald kan worden. Laten we hopen dat het lukt. Iekje rijdt in de bus van Piet en Petra mee terwijl ik naast Sidi zit. We rijden af en toe door een klein dorpje, waar kindertjes zwaaien naar ons, ik zwaai terug. De zon begint onder te gaan, prachtig! Ik zie nu af en toe de zee. In the middle of nowhere zijn ze een hotel aan het bouwen. Voor de toeristen zegt Sidi. Hij is ondertussen druk aan het bellen voor een depannage wagen, het lukt niet een twee drie. Eindelijk krijgt hij het voor elkaar, wat een opluchting. We komen aan in het donker, slingeren naar de camping, we zijn er. Op de camping zit een ontvangst comité op ons te wachten. Iets met het toeristen bureau of het ministerie van toerisme. Om ons welkom te heten en te bedanken voor onze gift aan de dokters post in Boulounoir. Schattig maar het voelt wel als een soort verplichting. Morgen komen ze weer! Na het eten waarbij ik vergeten wordt en uiteindelijk toch mijn super verse vis ontvang sluit ik de avond af met Terry.

De depanage wagen is op de terugweg krijg ik door.